Wat gebeurt er met mijn pensioen als ik overlijd vóór de pensioendatum?

In verreweg de meeste pensioenregelingen is een levenslang partnerpensioen en een tijdelijk wezenpensioen verzekerd. Deze uitkeringen zijn vaak verzekerd in de collectieve pensioenregeling tegen aanvullende risicopremies. Als een werknemer voor de pensioendatum overlijdt, zal het levenslange partnerpensioen en/of het wezenpensioen uitkeren.

Maar wat gebeurt er nu eigenlijk met het opgebouwde pensioenkapitaal? Er zijn grofweg 3 manieren hoe pensioenuitvoerders kunnen omgaan met het kapitaal dat vrij komt bij overlijden.

Optie 1: ‘Bonus bij leven’

Bij deze variant vervalt het opgebouwde kapitaal aan de pensioenuitvoerder. Deze gebruikt vervolgens het vrijgevallen kapitaal ter verhoging van het pensioenkapitaal van overige deelnemers. Dit zijn alle overige deelnemers bij de pensioenuitvoerder, dus niet alleen de overige werknemers binnen de onderneming waar het overlijden heeft plaatsgevonden. De verhoging gebeurt door jaarlijkse bonusbijschrijvingen op het pensioenkapitaal. Werknemers zien deze bonusbijschrijvingen ieder jaar terug op hun waarde-overzicht.

Optie 2: Restitutie van kapitaal

Met de komst van de Premie Pensioen Instelling (PPI) is de restitutie van kapitaal in beschikbare premieregelingen geïntroduceerd. Dit betekent dat de pensioenuitvoerder het kapitaal gebruikt voor optimalisatie van het pensioen van de eigen nabestaanden voor zover dit past binnen fiscale grenzen. In de praktijk komt dit neer op indexatie van het partner- en wezenpensioen of de aankoop van een nabestaandenoverbruggingspensioen (ANW-hiaat). Als er na optimalisatie nog kapitaal over is, vervalt het resterende kapitaal alsnog aan de pensioenuitvoerder en is er hier ook sprake van een bonus bij leven.

Optie 3: Aflopende risicoverzekering

Een variant die niet meer zoveel voorkomt is de aflopende risicoverzekering (dalende overlijdensrisicoverzekering). Zolang er een actief dienstverband is, geldt er een toezegging voor het partner- en wezenpensioen. Bij deze variant is niet het totale benodigde kapitaal voor het partner- en wezenpensioen verzekerd, maar alleen het verschil tussen de inhoud van de pensioenspaarpot en wat er nodig is bij overlijden.

Het gespaarde pensioenkapitaal én het verzekerde kapitaal zijn samen voldoende om het partner- en wezenpensioen uit te keren. Omdat het pensioenkapitaal stijgt, wordt het resterende benodigde kapitaal steeds lager. Dit leidt tot lagere risicopremies voor de werkgever. Voor werknemers is deze variant het minst gunstig omdat er geen bonusbijschrijvingen plaatsvinden en er geen restitutie is richting nabestaanden. Een ondernemingsraad zal hier niet snel mee instemmen. Deze variant komt daarom ook niet veel meer voor.

Wat is nu de beste keuze?

Gevoelsmatig kiezen werkgevers en de ondernemingsraad steeds vaker voor de restitutievariant. Het voelt “eerlijker” wanneer het opgebouwde pensioenkapitaal wordt gebruikt voor een hogere pensioenuitkering aan de eigen nabestaanden.

Daarnaast blijkt uit de praktijk dat de werknemer eerder bereid is om vrijwillig bij te sparen wanneer er sprake is van restitutie van het kapitaal bij overlijden. Zijn vrijwillige inleg is dan niet “weg” bij zijn overlijden maar wordt gebruikt om zijn partner en kinderen te voorzien van een beter nabestaandenpensioen.

Het op te bouwen pensioenkapitaal in een bonusvariant ligt echter, afhankelijk van de leeftijd van de werknemer, tussen de 3% en 5% hoger. De kans dat een deelnemer voor zijn pensioen overlijdt is klein (de gemiddelde jaarlijkse sterftekans is tot 53 jaar minder dan 0,1 %). Als we ervan uitgaan dat het grootste deel van de werknemers de pensioenleeftijd bereikt en gebruik maakt van de pensioenuitkering, is de bonusvariant voor het gros van de werknemers gunstiger omdat ze dan meer opbouwen.

Dienstverlating voor de pensioendatum

De keuze voor een bonus bij leven- of restitutievariant is ook relevant bij uitdiensttreding van de werknemer voor de pensioendatum. Bij een beschikbare premieregeling is het levenslange partnerpensioen op risicobasis verzekerd. Dit betekent dat deze verzekering vervalt wanneer een werknemer uit dienst gaat.

Wanneer er binnen de beschikbare premieregeling sprake is van een restitutievariant, wordt het opgebouwde kapitaal na overlijden van de (ex) werknemer gebruikt voor aankoop van een partnerpensioen. In de bonus variant is dit kapitaal niet beschikbaar voor aankoop van een partnerpensioen. Het is een vrije keuze van de werknemer om het nabestaandenpensioen over de verleden diensttijd verzekerd te houden na dienstverlating. Wil een medewerker het nabestaandenpensioen  verzekerd houden dan is er kapitaal nodig. Dit benodigde kapitaal wordt onttrokken aan het opgebouwde pensioenkapitaal in de pensioenspaarpot. Het ouderdomspensioen wordt daarmee lager. De ex-werknemer blijft wel jaarlijks bonusbijschrijvingen ontvangen waardoor het pensioenkapitaal blijft stijgen.

Conclusie

Welke variant het beste past is maatwerk. Wordt er een basisregeling door de werkgever aangeboden en moeten werknemers zelf (fors) bijsparen? Zijn er veel werknemers zonder partner bij u in dienst? Is optimalisatie van het partnerpensioen nodig? In elk geval hebben werkgevers de zorgplicht om de consequenties van bonus bij leven of restitutie aan de medewerkers, ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging over te brengen, zodat zij op basis van de juiste afwegingen een keuze kunnen maken.

De pensioenadviseurs van Mutsaerts helpen u hier graag bij!